Om bomen huilen doe je niet
“Om bomen heb je geen verdriet, om bomen huilen doe je niet.
Toch voel ik telkens tranen komen, ik zal nog vaak eng van hem dromen.
De mooiste boom van alle bomen. Dag boom.”
Zo bezong een van de zangeressen van Kinderen voor Kinderen ooit haar verdriet over het kappen van haar lievelingsboom. De boom die er al zoveel jaren stond, die haar geheimen kon bewaren, die naar haar fluisterde wat alleen zij hoorde omdat verder niemand goed luisterde.
Dit liedje was het eerste waar ik aan moest denken toen ik hoorde dat de twee kastanjebomen naast mijn ouderlijk huis moeten verdwijnen. Hoewel ik de tranen nog niet voel komen, kan ik toch een gevoel van nostalgie niet ontkennen. Die bomen zijn een onderdeel van mijn jeugd. ‘s Avonds keek ik door mijn slaapkamerraam en zag de takken zachtjes heen en weer wiegen op de wind of in een storm wild om zich heen slaan als de tentakels van een monster, maar altijd goedaardig. “We zwaaien altijd naar elkaar. Als ik naar bed ga, kijk ik even, dag lieve boom, lang zal je leven”.
Ook nu nog, als ik naar het huis van m’n ouders rijd, kijk ik als eerste uit naar de kastanjebomen: in de zomer zie je de grote groene bol van bladeren al van ver, in de winter steken de takken overal boven uit. Het zien van de bomen geeft altijd een goed gevoel: als ik de bomen zie weet ik dat ik bijna thuis ben.
Nu het einde van de bomen nadert, vroeg ik me af hoe de bomen ooit begonnen waren. Ik wist dat er jaren geleden een mevrouw op bezoek was geweest die verteld had dat zij als kind in ons huis had gewoond en dat ze zich de kastanjebomen nog goed kon herinneren. Ik vond het bijzonder om te horen dat de bomen blijkbaar ook voor haar belangrijk waren en ik heb haar opgezocht om hier meer over te weten te komen. Mevr. Pals vertelde dat de bomen in de tweede helft van de jaren ’40 zijn geplant door haar (Roelie) en haar broer Geert. Zij moesten als kinderen altijd eikels, beukennootjes en kastanjes zoeken om aan de varkens te voeren. Ze herinnert zich niet meer hoe het precies gegaan is, maar waarschijnlijk heeft haar vader twee van die gevonden kastanjes in een bloempot geplant. Op een dag hebben Roelie en Geert ieder een van deze kastanjeboompjes in de grond gepoot in de hoop dat er een mooie boom uit zal groeien. Dit bleek inderdaad te gebeuren en onder toeziend oog van vader (want o wee als je aan de kastanjebomen kwam!) groeiden ze uit tot twee grote, prachtige bomen. Als de bomen vol in blad staan, is van een afstandje niet te zien dat het twee verschillende bomen zijn, ze zijn met de jaren bovenin samengesmolten tot één. Ze zijn samen opgegroeid. Onderaan is duidelijk te zien dat het om twee aparte stammen gaat, de ene loopt mooi recht naar boven en loopt daar uit in verschillende takken, de andere splitst zich al vroeg in drie verschillende stammen. De verklaring voor dit verschil weet mevr. Pals nog goed: zij heeft in de beginjaren van de boom met een luchtbuks de top uit de boom geschoten. Waarom? Waarschijnlijk zat daar een vogeltje of een ander doelwit waar zij op mikte. Uiteraard was vader hier op z’n zachtst gezegd niet blij mee, maar het kwaad was al geschied.
Ongeveer 70 jaar later is het niet langer uit te stellen, de bomen zijn beide al jaren ziek en als ze uit zichzelf zouden vallen, vormen ze een grote bedreiging voor het huis. De knoop is eindelijk doorgehakt, de bomen worden gekapt. In de jaren dat ze er stonden, zijn ze getuigen geweest van vele veranderingen, laten we met het verdwijnen van deze bomen ook een stukje geschiedenis of zelfs de herinneringen verdwijnen? Ik zal zelf meehelpen met het neerhalen van de bomen, misschien voor hen: als een soort eerbetoon aan deze twee pijlers uit mijn jeugd. Misschien voor mij: als afscheid en als afsluiting van een mooie periode. Maar misschien moet ik er verder niet te veel meer bij stilstaan, want: ‘om bomen huilen, doe je niet’.
Tekst en Foto's van Josse van Geffen